Marko zweert dat hij zich nooit kandidaat zal stellen om burgemeester van de stad Saint-Denis te worden, hij zal er gewoon één van de ambassadeurs van blijven. De kunstenaar die vanaf het einde van de jaren ’80 bezig was met graffiti, besloot al vlug om te gaan kijken wat er elders gebeurde, aan de andere kant van de zeeën en oceanen.
Zijn zoektocht werd permanent en hij vindt zichzelf nog elke dag opnieuw uit. Hij vindt nieuwe bestemmingen in nieuwe lettertypes, en leert technieken en knowhow om universele werken te creëren, waarbij hij gelegenheden creëert voor mooie ontmoetingen.
Kan je ons meer vertellen over deze plek waar je atelier zich bevindt?
We zijn in de 6B, een oud kantoorgebouw van Alstom. Het is geklasseerd, dus het mag niet gesloopt worden. De bouwpromotor wist niet wat ermee te doen, het was niet rendabel om het te renoveren, dus heeft hij een overeenkomst gesloten met een vereniging die 6B heet.
Deze vereniging beheert een honderdtal ateliers, van schilders, tekenaars, beeldhouwer, muzikanten tot cineasten. Dat is mijn ruimte, waar ik schilder, met sprayverf, met Posca, met acryl, dat is de plek waar ik veel uitprobeer en waar ik vlekken mag maken op de vloer!
Ben je afkomstig van de stad Saint-Denis?
Ik ben inderdaad geboren en getogen in Saint-Denis, een stad in het noorden, op tien minuten van Parijs. Maar dan wel aan de andere kant van de periferie. Als kind al had ik twee passies: graffiti en fuiven. De fameuze fuiven van de jaren ’90, die ook de “Golden Years” genoemd worden. Ik houd van de rap en de R&B van die periode. Als er een fuif was en ik naar Parijs ging, tagde ik onderweg.
Daarna maakte ik graffiti, maar met een sociaal aspect, in de zin dat ik aan het werk was in de wijken terwijl de bewoners aanwezig waren, en dat er gesprekken tot stand kwamen. En als ik klaar was, leefden de mensen met wat ik getekend had, dat is iets waar ik altijd rekening mee gehouden heb. De street art en de graffiti vinden al sinds enkele jaren hun weg naar de galerijen en musea in Frankrijk, maar in de voorsteden leven de mensen al meer dan 30 jaar met fresco’s rondom hen.
Hoe was het om op te groeien in Saint-Denis?
Zoals ik vaak zeg: “Wanneer je opgegroeid bent in Saint-Denis, ben je voorbereid om de wereld rond te reizen! ” Hier begint het avontuur op de verdieping onder die van jou! Het is ook een stad waar men enigszins chauvinistisch is, een beetje zoals in Marseille. Als je uit Saint-Denis weggaat, blijf je het in je hart meedragen. Ikzelf, ik reis enorm veel, ik heb er nood aan om te vertrekken, en als ik terugkom, en de eerste wegwijzer naar Saint Denis zie, ben ik blij. Dat doet me plezier. Soms moet je vertrekken om daarna je eigen stad opnieuw te kunnen waarderen.
Herinner jij je eerste contact met graffiti nog?
Toen ik een kleine jongen was, liep ik over een braakliggend terrein dat de wijk van Franc-Moisin scheidde van de wijk van de 4000 van La Courneuve. Ik herinner mij dat ik achteraan op het terrein een soort letters zag, getekend met een kop van b-boy, en sterren op de letters, d.w.z. een kruis dat gemaakt wordt met de spuitbus, waarbij men naar het midden mikt van iets verderaf, wat een soort halo creëert. Het is dat sterretje dat men terugvindt in tal van graffs van de jaren ’80/’90, het is iets magisch. Ik heb dat maar een fractie van een seconde gezien, maar het is in mijn geheugen gegrift.
Saint-Denis stond vol tags. Om erkenning te krijgen, moest men trouwens wachten tot een muur herschilderd werd om er als eerste op taggen!
Hoe heb je graffiti onder de knie gekregen?
In die tijd bestonden er geen tutorial video’s! Geen Internet! geen Youtube! Toen ik mij ervoor begon te interesseren, ben ik naar braakliggende terreinen gegaan, gaan kijken, analyseren, foto’s maken. En wanneer ik het geluk had om een kerel tegen te komen die bezig was met een graff, ging ik er verlegen naartoe en keek ik hoe hij werkte.
Je leert veel door naar anderen te kijken, ik heb veel geleerd op dit manier. Hij maakt zijn schetsen in het licht, OK. Daarna zet hij ze aan met een iets donkerdere kleur, hij creëert een verloop van een bepaalde kleur naar een andere, daarna tekent hij de contouren en werkt hij af met een witte reflectie.
Vanaf dan analyseerde ik elk werk waar ik voor stond: het eerste is de emotie, wat maakt dat het me meer gaat boeien. En vervolgens ga ik het traject van de creatie napluizen.
Hoe is jouw stijl in de loop der jaren geëvolueerd?
Daar zal ik zeer kort over zijn, want anders zitten we hier uren! Omstreeks 1988 ben ik beginnen schrijven op straat met een stift, en had ik ook een flop met een paar spuitbussen en een vriend. In ’89 ben ik beginnen tekenen, met name met Posca’s, op papier. Een zeer New Yorkse stijl, b-boy, lettering op de Wild Style af, met zijn beroemde sterren en pijlen.
In ’93 maakte ik zonsondergangen, “skylines” zoals men zegt, en tegelijk begon ik mij te interesseren voor kalligrafie, die ik benader op een abstracte manier. Ik heb geblokt op verschillende alfabetten: Arabisch, Aziatisch, het kanji, en zelfs het verticale Mongoolse schrift. Op dat ogenblik viel ik een beetje uit de toon, wat dat was nieuw. Vandaag doet de kalligrafische stroming het goed over heel de wereld.
Rond ’95 ben ik begonnen met het realisme: ik nam een foto en reproduceerde deze op een muur. We waren met een tiental in Frankrijk die dat deden. De beste was Alex des Mac, die de Europese en zelfs mondiale speerpunt was van deze stroming.
In ’99 keek ik samen met mijn geliefde naar de film “The Pillow Book” van Peter Greenaway. Dat is het verhaal van een man die tekent op menselijk vel. Het is een beetje geschift. Ik heb een stift genomen en ik ben op haar rug beginnen tekenen! Een “93” met kalligrafie. Vanaf dan tekende ik tijdens feestjes op mensen. Ik heb dat ondertussen al op duizenden personen gedaan! Ik heb zelf op Katoucha geschilderd, het eerste zwarte model en muze van Yves Saint Laurent.
In 2000 zag ik een foto met lichtstrepen van de koplampen van auto’s. Een vriend legde mij uit dat dit de techniek van de lange pauze is, in de fotografie, en dat een licht dat zich verplaatst, een streep oplevert, zonder trucage. Ik dacht onmiddellijk dat ik mijn naam zo kon taggen, en ik begon deze techniek te gebruiken om foto’s te maken, maar ook voor live performances.
Ik dacht dat ik een concept uitgevonden had, ik dacht dat ik in de geheugens van de mensen gegrift stond, dat ik erkenning kreeg! En toen stuitte ik op foto’s van Man Ray, die deze techniek al gebruikte in 1934! Toen stond ik met beide voeten weer op de grond! Ik heb performances gegeven over heel de planeet, met name in Saoedi-Arabië, waar ik overdag live painting deed, wat uitgezonden werd op een scherm van twintig meter op acht. Dat was ongelooflijk!
Eind 2000 vond ik dan dit atelier. Ik ben weer beginnen schilderen, en ik heb geprobeerd om doeken te maken. Het was moeilijk om tevreden te zijn. Ik kwam van de muur, van buiten, het was dus niet vanzelfsprekend om in een ruimte te zijn, vóór een kadertje. Het duurde vier jaar om mijn stijl te vinden.
Sinds drie jaar beleef ik er eindelijk plezier aan. Het atelier laat mij toe om nieuwe dingen uit te proberen, om ideeën te vinden die ik kan gebruiken voor een muur of een project. Als ik er naartoe ga, blijf ik drie-vier dagen, dan dompel ik mij onder, slaap ik op mijn sofa en werk ik ‘s nachts. Ik ben in mijn omgeving en ik leef met mijn creaties. Ik ben er zelfs een keer zes dagen gebleven!
Creëren in het atelier is soms ook hard afzien, maar ik stel mezelf toch graag bloot aan het gevaar. Als ik 30 doeken moet maken voor een tentoonstelling, maak ik er 20 van tevoren. De laatste tien maak ik in drie dagen, met een goede playlist en veel koffie! En telkens als ik de schilderijen aflever, op dag D, zeg ik bij mezelf: “dit nooit meer! “
Marko93 sur Instagram et Facebook